Komaf met het technologisch optimisme

07.02.2013

In de jaren ’60 waren we er rotsvast van overtuigd dat we ons tegen 2010 allemaal in vliegende auto’s zouden verplaatsen. Een retourtje Mars zou even vanzelfsprekend zijn als een citytrip naar New York. Als je het antwoord weet op de vraag “Wat is het verste dat een astronaut sinds 1972 van de aarde verwijderd geraakt is? (A. 350 km B. 35.000 km C. 350.000 km )”, dan besef je dat ook technologische innovatie op grenzen botst.

Same old

In 2013 verplaatsen we ons nog altijd met de auto: een grondvoertuig met 4 wielen en quasi altijd aangedreven met een verbrandingsmotor. Sterker nog: kort nadat we paard en kar ingeruild hadden voor treinen, auto’s en vrachtwagens haalden die voertuigen een kruissnelheid van zo’n 100 km/u. Vandaag ligt die kruissnelheid nog altijd in dezelfde grootteorde en velen zullen opperen dat die snelheid eerder aan het afnemen is, door de toenemende verkeersdruk. In drukke steden kun je je zelfs sneller verplaatsen met de fiets dan met een auto.

Technologisch optimisme als oplossing voor milieuproblemen

Vanaf de jaren ’70 werden we geconfronteerd met de eindigheid van onze planeet: er staat een beperking op het aantal mensen dat de aarde kan voeden en ooit zouden onze fossiele brandstoffen uitgeput raken. "Anyone who believes exponential growth can go on forever in a finite world is either a madman or an economist", schreef econoom Kenneth Boulding. Technologie zou de oplossing brengen: we kunnen gewoon doorgaan met verbruiken zonder ons gedrag te veranderen. Daar blijken twee denkfouten in te zitten.
1) Er staat geen rem op de volumegroei: als individu gaan we zuiniger rijden, maar doordat wij en de alsmaar toenemende bevolking meer gaan rijden, wordt de milieuschade groter.
2) Consumenten zijn een zwakke schakel in een marktgedreven economie. Auto’s kunnen veel zuiniger ontworpen worden dan nu het geval is. Dat is echter niet de prioriteit van de producenten omdat de consumenten comfort (airconditioning), imago (SUV) en veiligheid (airbags) veel belangrijker vinden dan zuinigheid.

Ook in het recente Klimaatbeleidsplan wordt de nadruk gelegd op technologische maatregelen als oplossing. Over het onderwerp beheersing van voertuigkilometers staat er het volgende te lezen: "Voor de noodzakelijke beheersing van het aantal kilometers over de weg wordt ingezet op een zeer breed pakket van maatregelen. Deze maatregelen worden verder uitgewerkt binnen het in opmaak zijnde Mobiliteitsplan Vlaanderen. Maatregelen vallen vaak buiten de bevoegdheid van het beleidsdomein Mobiliteit en Openbare Werken en zullen daarom multidisciplinair en beleidsdomeinoverschrijdend worden aangepakt." (Vrij vertaald: "We schuiven dit door naar een ander plan, waar ze de verantwoordelijkheid ook zullen doorschuiven.")

Beam me up, Scotty

Als we even in onze glazen bol kijken, zal er in de komende jaren niet veel wijzigen inzake mobiliteit. Er komen wat elektrische wagens bij (ongetwijfeld minder dan gehoopt), maar vrachtwagens rijden ook in 2030 nog op diesel. Toch zijn er wat technologische lichtpuntjes. De exponentiële vooruitgang in informatietechnologie gaat ongetwijfeld nog een aantal jaar aanhouden, waardoor telewerken nog meer een vervanger voor bepaald woon-werkverkeer wordt. Een andere ontwikkeling die misschien wat soelaas kan brengen is 3D-printing, waardoor afgewerkte producten niet meer vervoerd moeten worden (en belangrijker nog: onze huidige productieprocessen revolutioniseren).

De ogen van de panda

Het milieufilosofisch essay ‘De ogen van de panda’ van Etienne Vermeersch, voor het eerst gepubliceerd in 1988, is 25 jaar later nog altijd actueel. De wildgroei van het WTK-bestel (wat staat voor een verstrengeling van wetenschap, techniek en kapitalisme) botst op de grenzen van onze eindige wereld. Ons nageslacht zal moeten leven met de gevolgen van ons ongebreideld optimisme. Vermeersch pleit voor een stationaire economie, waarbij energie uit hernieuwbare bronnen komt en grondstoffen door recyclage teruggewonnen worden. Als we dat naar mobiliteit vertalen betekent dit dat we in de eerste plaats de vraag naar mobiliteit moeten beperken, door iets aan onze ruimtelijke wanorde te doen gecombineerd met een streng locatie- en woonbeleid. Dat wil zeggen dat er keuzes zullen moeten gemaakt worden en dat niet alles op elke plaats kan. Dat houdt ook in dat de doelstelling van Vlaanderen als logistieke regio indruist tegen de doelstelling van een klimaatsbeleidsplan, ongeacht welke mitigerende maatregelen er genomen worden.