OVG 4.1 is beschikbaar

12.07.2010

De Vlaming is met geen stokken uit zijn auto te krijgen. Dat is de belangrijkste conclusie van het OVG 4.1 (Onderzoeks Verplaatsingsgedrag) uitgevoerd bij 1.765 Vlamingen tijdens de periode september 2008 - september 2009. Misschien had er beter gestaan: "De Vlaming is enkel met stokken uit zijn auto te krijgen."

 

De analyse van Hilde Crevits, Vlaams minister van Mobiliteit:

'In vergelijking met dezelfde periode een jaar eerder is het aandeel van de verplaatsingen die we te voet doen gedaald. En het aantal ritten met de auto is gestegen', zegt Hilde Crevits.

'Het is opmerkelijk dat van de mensen die op minder dan vijf kilometer van hun werk wonen, toch de helft de auto gebruikt', zegt Crevits. 'En voor alle verplaatsingen van minder dan drie kilometer neemt ook nog 46 procent de wagen. Eén op de vijf neemt ook voor ritjes van minder dan één kilometer de auto. Dat wijst erop dat er een groot potentieel is voor de fiets, op voorwaarde dat dat veilig en comfortabel kan.'

'Er is een duidelijke kloof tussen een kleine groep van mensen die heel frequent het openbaar vervoer neemt, en een heel grote groep die er nooit gebruik van maakt', zegt Crevits. 'Veel mensen moeten een drempel overwinnen voor ze de bus of de trein nemen, en die drempel moeten we wegnemen.'

De hele zomer analyseert Komimo de resultaten van OVG 4.1

 

Kerncijfers over het bezit en gebruik van vervoermiddelen

  • 83,00% van de Vlaamse gezinnen heeft 1 of meer personenwagens. 29,99% van de gezinnen heeft er 2 of meer.
     
  • 16,15% van de gezinnen heeft geen fiets. 63,28% van de gezinnen heeft 2 of meer fietsen. Een gemiddeld gezin heeft 2,34 fietsen.
     
  • 6,73% van de gezinnen heeft 1 of meer motorfietsen. 4,52% van de gezinnen heeft 1 of meer bromfietsen.
     
  • 7,23% van de gezinnen heeft geen enkel vervoermiddel. 8,66% van de gezinnen heeft enkel een fiets.
     
  • 10,67% van de gezinnen beschikt over een bedrijfswagen.
     
  • 32,46% van de Vlamingen rijdt nooit met de wagen (bestuurder). 20,21% van de 18-plussers rijdt nooit met de wagen. 0,67% van de Vlamingen zit nooit in de wagen (ook niet als passagier). 47,41 % van de Vlamingen zit dagelijks in de wagen.
     
  • 22,40% van de Vlamingen fietst nooit, 17,25% fietst dagelijks.
     
  • 47,02% van de Vlamingen gebruikt nooit bus, tram of metro, 54,13% gebruikt nooit de trein.
  • Een Vlaamse auto legt gemiddeld 15.906 km per jaar af.
     
  • 83,57% van de Vlamingen ouder dan 18 heeft een rijbewijs.
     
  • 91,53% van de mannen ouder dan 18 heeft een rijbewijs, voor vrouwen is dat 76,01

OVG 4.1: verplaatsingen

De Vlaming verplaatst zich gemiddeld 2,84 keer per dag. Dat is (significant) minder dan het vorige OVG (OVG3 2007-2008), toen verplaatsten we ons nog 3,14 keer per dag. De oorzaak zou de financiële en economische crisis kunnen zijn, maar misschien leunt 2,84 verplaatsingen per dag gewoon dichter aan bij de werkelijkheid (zoals ook vastgesteld in OVG1 (2,7) en OVG2 (2,8)).

Een wetmatigheid uit de verkeerskunde, de BREVER-wet (wet behoud van reistijd en verplaatsingen) stelt dat het aantal verplaatsingen tot (ongeveer) 3 per dag beperkt is en de tijd besteed aan het verplaatsen beperkt is tot 90 minuten. Natuurlijk zijn er mensen die zich vaker en langer gaan verplaatsen, maar voor de volledige populatie (ouderen gaan zich minder verplaatsen) is deze wet van toepassing.

De gemiddelde afstand per verplaatsing is 13,497 km.

Modal split verplaatsingen

De modal split van het aantal verplaatsingen toont aan de auto het dominante vervoermiddel is.

In deze grafiek wordt enkel rekening gehouden met het hoofdvervoermiddel van een verplaatsing, waardoor typische voor- of natransportmodi (te voet, met de fiets of de bus) onderschat worden.

Meer dan 2/3 van de verplaatsingen gebeuren per auto. 3/4 van die verplaatsingen gebeurt als bestuurder, 1/4 als passagier. Het aandeel autobestuurder stijgt significant ten opzichte van het OVG3, een mogelijke verklaring zou de afname van de gemiddelde brandstofprijs kunnen zijn.

Verplaatsingsmotieven

We onderscheiden volgende verplaatsingsmotieven: functionele verplaatsingen (woon-werk, zakelijk, woon-school), winkelverplaatsingen (inclusief diensten), recreatieve verplaatsingen (iemand een bezoek brengen, ontspanning, sport, cultuur, toeren) en iemand/iets halen of brengen.

Ten opzichte van OVG3 boet recreatief verkeer iets aan belang in. Daar zit de economische crisis misschien opnieuw voor iets tussen. De drie belangrijkste motieven zijn met allemaal ongeveer 30% ongeveer even belangrijk. Mobiliteit is dus veel meer dan woon-werkverkeer alleen.

Het verplaatsingsmotief “iemand/iets halen/brengen” haalt een aandeel van iets meer dan 10%. In het Nederlandse Mobiliteitsonderzoek bestaat deze categorie zelfs niet. Willy Miermans wijst er op dat dit laatste een zware indicator is voor de kwaliteit van onze ruimtelijke ordening en verkeerssysteem. Velen (kinderen, ouderen, of “minder mobielen” in het algemeen) moeten rekenen op de hulp van anderen om ergens te komen: ze zijn “vervoer-afhankelijk”.

 

OVG 4.1: afgelegde afstanden

Gemiddeld legt de Vlaming dagelijks 38,23 km af. Dat is 3,41 km minder dan vorig jaar (een niet-significante daling).

Modal split (kilometers)

Bijna drie kwart van de afgelegde afstand gebeurt per auto. De trein scoort met bijna 6% niet slecht, ‘trage’ modi scoren lager omdat er nu eenmaal minder kilometer mee wordt afgelegd. “Andere” is met meer dan 10% sterk vertegenwoordigd, hoogstwaarschijnlijk zijn dit voor het merendeel vliegtuigreizen.

Verplaatsingsmotieven

Verplichte verplaatsingen (woon-werk en woon-school) veroorzaken meer dan een derde van de afgelegde afstand. Recreatieve verplaatsingen zorgen voor meer dan een kwart van de afgelegde afstand. “Taxi spelen” (iemand of iets halen of brengen) doen we voor 6% van de dagelijks afgelegde afstand. De restcategorieën (“iets anders”: 5% en “geen antwoord”: 10%) zijn vrij groot, zodat de foutenmarge op enige vaststelling groot wordt.

OVG 4.1: woon-werkverkeer

Het woon-werkverkeer (exclusief zakelijke verplaatsingen) is een van de belangrijkste verplaatsingsmotieven: ongeveer 15% van het aantal verplaatsingen en 20% van het aantal afgelegde kilometer. Gezien het merendeel van deze verplaatsingen tijdens de spits en met de auto gebeurt, is het ook een belangrijke oorzaak van congestie. De gemiddelde afstand van een woon-werkverplaatsing is 18,786 km, ongeveer 5 kilometer meer dan een gemiddelde verplaatsing.

De resultaten hieronder betreft enkel de beroepsactieve bevolking.

Modal split woon-werkverkeer

70% gaat met de auto naar het werk, daarvan is minder dan 3% passagier. Dat zien we ook terug in de gemiddelde bezettingsgraad van de auto voor het woon-werkverkeer: 1,04 mensen per wagen. Voor alle motieven samen ligt dat een stuk hoger: 1,80. In OVG3 was de bezettingsgraad voor woon-werkverkeer nog 1,20. Een belangrijk aandachtspunt!

Na de auto komt de fiets op de 2e plaats met 12%, ongeveer hetzelfde als trein, tram en bus samen.
De doelstelling van Pact2020, nl. 40% duurzame verplaatsingen (20% met de fiets en 20% met het openbaar vervoer), ligt dus nog veraf.

Afstand naar het werk

Een kwart woont op minder dan 5 km van het werk, de helft op minder dan 10 km. 8% werkt op meer dan 50 km. Dat er iets fout loopt in ons mobiliteitssysteem merk je aan de vaststelling dat een kwart van de mensen die op minder dan 1 kilometer van het werk woont, die verplaatsing toch met de auto doet. De anderen doen het gelukkig te voet (33%) of met de fiets (39%).

Bij verplaatsingen tot 5 km gebruikt de helft de wagen, 30% neemt de fiets en 9% gaat te voet naar het werk. Het openbaar vervoer (bus en tram, voor de trein is 5 km een te kleine afstand) haalt 5%.

Vanaf verplaatsingen van meer dan 30 km haalt de trein een marktaandeel van ongeveer een kwart. Dat wil zeggen dat de auto op die afstanden een aandeel van ongeveer drie kwart haalt (een verwaarloosbaar aantal gaat werken met door het bedrijf georganiseerd vervoer of de motorfiets).

Waarom de auto zo goed scoort voor woon-werkverkeer wordt gedeeltelijk verklaard door de eenvoud waarmee de auto kan geparkeerd worden: meer dan 90% vindt zonder probleem een parkeerplaats en meer dan 95% kan gratis parkeren.