OVG 5.2: Woon-werkverkeer in de kijker

20.03.2018

Woon-werkverkeer (inclusief 'zakelijke verplaatsingen') is het tweede verplaatsingsmotief in Vlaanderen, na recreatief verkeer. Dat is zo zowel voor het aantal verplaatsingen als voor het aantal kilometer.

De modal split voor het woon-werkverkeer is niet significant gewijzigd ten opzichte van OVG 5.1 of over de verschillende voorafgaande OVG's. Op basis van de statistiek kunnen we dus eigenlijk niet zeggen dat de Vlaming vaker de auto gebruikt om naar het werk te gaan

Auto blijft koning voor woon-werk

Van de 1.600 respondenten van het OVG 5.2 zijn er 634,2105 beroepsactief. Het cijfer na de komma is een gevolg van de weging die gebeurt om de steekproef representatief te maken voor de werkelijke bevolking (populatie), dat is een gevolg van personen die niet willen meewerken, potentiële respondenten die toch niet tot de doelgroep behoren, personen die plots niet meer te bereiken zijn, ... Deze wegingsfactor schommelt tussen 0,33 tot 3,5. 

Modal split woon-werkverkeer

Om een idee te geven hoeveel mensen werkelijk bevraagd zijn: 37,31608 respondenten nemen de trein als hoofdvervoerswijze, 434,0589 zijn autobestuurders.

Modal split in het woon-werkverkeer

De auto blijft het populairste vervoermiddel voor woon-werkverkeer: 68,44% als bestuurder en 3,02% als passagier. Op ruime afstand volgt de fiets met 14,59% (en 1,64% e-fietsers).

Modal split in het woon-werkverkeer 5 km of minder

Bij woon-werkverplaatsingen van maximaal 5 km haalt de autobestuurder een aandeel van 46,58%, de fiets een aandeel van 38,00% (e-fiets: 3,75%) en te voet 8,04%. Deze cijfers zijn echter op basis van een beperkte groep respondenten (in totaal 156,6837, waarvan 12,60342 voetgangers of 72,9901 autobestuurders).  

 

Woon-werkafstand

De gemiddelde woon-werkafstand (bij beroepsactieven) is 19,56 km. Dat ligt een stuk hoger dan in onze buurlanden.

Een kwart van de beroepsactieve Vlamingen (24,71%) woont op minder dan 5 km van hun werk. Een op vijf (18,21%) woont op meer dan 30 km van de werkplaats. 

 

Bezettingsgraad auto bij woon-werk verkeer en carpoolen

Gemiddeld zitten er 1,0760647 personen in een wagen voor het woon-werkverkeer. Minimaal 1 (in 95,04% van de gevallen), maximaal 6 (met een frequentie van 1,254849 keer, dus waarschijnlijk 1 keer maar door de weging werd dit 1,254849).

2,08% van de beroepsactieven carpoolt met gezinsleden, 3,63% carpoolt met collega's van hetzelfde bedrijf, en 0,74% carpoolt met mensen van een ander bedrijf.

Wie carpoolt (n=45) zit gemiddeld met 2,44 mensen in de auto.

 

Bezetting personenwagen voor woon-werk

Parkeerruimte in de buurt van de werkplaats belangrijk voor moduskeuze

In meer dan 90% van de gevallen vinden beroepsactieve autobestuurders of passagiers makkelijk parkeerruimte bij de werkplaats. In 95% (94,46%) van de gevallen moet niet betaald worden voor een parkeerplek. 

Wanneer niet-autobestuurders/passagiers bevraagd worden, blijkt dat slechts 70% (69,32%) zonder problemen een parkeerplaats zou vinden en dat 25% zou moeten betalen voor een parkeerplaats.

Een mogelijke conclusie is dat het al dan niet beschikken over een (gratis) parkeerplaats sterk de keuze voor het vervoermiddel beïnvloedt. Het is evenwel ook mogelijk dat mensen die in een stad werken (en dus moeilijker een (gratis) parkeerplaats vinden) meer alternatieven hebben voor de auto en/of dichter bij hun werkplaats wonen.