OVG5.3: Woon-werkverkeer nader bekeken

03.06.2019

Dit artikel maakt deel uit van onze reeks over het Onderzoek Verplaatsingsgedrag (OVG 5.3 - cijfers grotendeels verzameld in 2017) en zoomt in op het woon-werkverkeer. Bekijk ook het overzicht van alle thema's.
 

Woon-werkverkeer

Woon-werkverkeer (inclusief 'zakelijke verplaatsingen') is het tweede verplaatsingsmotief in Vlaanderen, na recreatief verkeer. Dat is zowel zo voor het aantal verplaatsingen als voor het aantal kilometer.

Modal split woon-werkverkeer

De modal split voor het woon-werkverkeer is niet significant gewijzigd ten opzichte van OVG 5.2 of over de verschillende voorafgaande OVG's. Op basis van de statistiek kunnen we dus eigenlijk niet zeggen dat de Vlaming vaker de auto gebruikt om naar het werk te gaan.

Modal split woon-werkverkeer

De auto blijft het populairste vervoermiddel voor woon-werkverkeer: 68,01% als bestuurder en 2,77% als passagier. Op ruime afstand volgt de fiets met 13,54% (waarvan 2,26% e-fietsers).

Openbaar vervoer hinkt achterop (Bus/Tram/Metro: 3,65% en trein: 6,26%). Andere vervoermiddelen zoals bedrijfsvervoer, bromfiets of motorfiets komen samen nog niet aan het aandeel te voet (2,89%). 

Belangrijke oorzaak van de dominantie van de auto zijn de relatief verre woon-werkverplaatsingen in Vlaanderen (meer info over de verplaatsingsafstanden vind je in dit artikel over OVG 5.1). 
 

Bezettingsgraad auto in het woon-werkverkeer

Gemiddeld zitten er 1,05 personen in een wagen voor het woon-werkverkeer. Minimaal 1 (in 95,77% van de gevallen), maximaal 3 (1,05%). Zeker voor woon-werkverkeer kunnen we dus spreken van autosolisme. Auto’s vervoeren vooral lucht en dat leidt zeker in de spits tot een capaciteitstekort op onze wegen. 

Carpoolen verhoogt de bezetting van de personenwagen. 1,99% van de beroepsactieven carpoolt met gezinsleden, 8,20% carpoolt met collega's van hetzelfde bedrijf, en 1 persoon (0,13%) carpoolt met mensen van een ander bedrijf.

Bijna de helft van de werknemers die carpoolen (47,35%) doen dit minimaal een of meer keren per week. Er zijn (te) weinig werknemers die carpoolen, maar wie carpoolt doet het frequent. 

Wie carpoolt (n=71) zit gemiddeld met 2,34 mensen in de auto.

Bezettingsgraad auto voor woon-werkverkeer

Parkeerruimte in de buurt van de werkplaats belangrijk voor moduskeuze

Meer dan 9 op 10 van de werknemers (94,33%) die met de auto naar het werk gaan vinden zonder problemen parkeerruimte in de buurt van hun vaste werkplaats. Slechts 2,75% vindt met veel moeite een parkeerplaats. In 95% (95,88%) van de gevallen moet niet betaald worden voor een parkeerplek. 

Wanneer niet-autobestuurders/passagiers bevraagd worden, blijkt dat slechts 70% (69,15%) zonder problemen een parkeerplaats zou vinden en dat een op vier (23,95%) zou moeten betalen voor een parkeerplaats.

Het al dan niet beschikken over een (gratis) parkeerplaats beïnvloedt sterk de keuze voor het vervoermiddel. Het is evenwel ook mogelijk dat mensen die in een stad werken (en dus moeilijker een (gratis) parkeerplaats vinden) meer alternatieven hebben voor de auto en/of dichter bij hun werkplaats wonen.