Voor dit artikel gingen we in gesprek met tientallen dorpsbewoners in drie landelijke dorpen: Stavele, Lanklaar en Kallo. Onze ervaringen legden we voor aan drie ‘verenigingsexperten’: Bert Meulemans (beleidsmedewerker Landelijke Gilden), Heidi Desmedt (community manager Pasar) en Frank Lenders (cel Belangenbehartiging Okra). We bundelden alle bevindingen over wat verenigingen kunnen betekenen voor een dorp en voor de mobiliteit in dat dorp.
Het verenigingsleven is nog steeds erg populair in Vlaanderen. Er zijn meer dan 50.000 geregistreerde verenigingen. Dat is een zeer bonte verzameling met onder meer jeugdbewegingen, theatergroepen, hobbyclubs, feestcomités, sportverenigingen, natuurverenigingen en vrijetijdsverenigingen (zoals Pasar, Okra, Ferm, Landelijke gilden, ...). Een dorp met een actief verenigingsleven is een dorp waar mensen elkaar kennen en zorg dragen voor elkaar. Voor veel inwoners van landelijke gebieden vormen lokale verenigingen een belangrijk onderdeel van hun sociale leven. Die verenigingen brengen mensen samen op activiteiten en creëren zo een sociaal netwerk voor hun leden. Voor sommigen blijft het bij losse contacten, voor anderen creëert een vereniging een broodnodig sociaal weefsel.
Bijvoorbeeld voor mensen die mobiliteitsarmoede ervaren.
Mobiliteitsarmoede verwijst naar de situatie waarin iemand door verschillende
factoren geen toegang heeft tot bepaalde vervoersmogelijkheden. Dit kan te maken hebben met een gebrek aan financiële middelen, kennis, voorzieningen of fysieke vaardigheden. Hierdoor wordt deelname aan het maatschappelijke leven veel moeilijker. Mobiliteitsarmoede belemmert mensen in het bereiken van belangrijke bestemmingen zoals werk, winkels, kinderopvang, familie, sportclubs of de dokter. Het gevolg is dat zij niet actief kunnen deelnemen aan de samenleving, wat vaak leidt tot eenzaamheid en sociale uitsluiting. Deze sociale isolatie versterkt
op zijn beurt het beperkte sociale netwerk van de betrokkenen.
Het proces is zelfversterkend: een beperkt sociaal netwerk vergroot de kans op
mobiliteitsarmoede en mobiliteitsarmoede beperkt daarna de mogelijkheden om dit netwerk uit te breiden. Denk bijvoorbeeld aan het niet kunnen meerijden met anderen of het gebrek aan toegang tot informatie over vervoersmogelijkheden. Dit maakt het doorbreken van de vicieuze cirkel lastig. We kunnen mobiliteitsarmoede dus vanuit verschillende perspectieven aanpakken. Een van de meest effectieve manieren is het versterken van mensen hun sociaal netwerk. Net daar spelen lokale verenigingen een belangrijke rol. Zij dragen vaak (onbewust) bij aan een gemeente waar mensen mobiel zijn. Een andere aanpak is het dichterbij brengen van diensten en voorzieningen. Ook verenigingen zorgen daarmee voor, met een vrijetijdsaanbod dicht bij huis.
Het valt op dat lokale experimenten
zoals meerijbankjes en particulier
autodelen gemakkelijker omarmd
worden in dorpen waar er een
dergelijke zorgcultuur aanwezig is.
Gemeenschap en zorg
Vraag aan een middenveldorganisatie in Vlaanderen wat ze als haar rol in de samenleving ziet en gemeenschapsvorming staat doorgaans bovenaan.
Mensen een plaats aanbieden waar ze zich thuis voelen, hen het gevoel geven dat ze ergens bij horen en een gemeenschapsgevoel promoten, het behoort tot de kern van hun missie. Vrijetijdsverenigingen doen meer dan enkel activiteiten organiseren. De betrokken vrijwilligers binnen deze verenigingen nemen vaak ook een rol op als informele zorgverleners. Ze bieden leden die moeilijk naar de activiteiten kunnen komen een lift aan, vaak met hun eigen wagen. In sommige
gevallen gaan ze zelfs een stap verder door een carpoolsysteem op te zetten. Ook buiten de georganiseerde activiteiten zorgen ze voor elkaar.
Een mooi voorbeeld hiervan zagen we tijdens de coronacrisis, toen er belrondes werden opgezet en vrijwilligers boodschappen deden voor mensen die dat zelf niet konden. Dit soort laagdrempelige zorg is kenmerkend voor veel lokale verenigingen. Verenigingen versterken de zorgcultuur in een gemeente. Leden van verenigingen letten op elkaar, merken op wanneer iemand het moeilijk heeft en bieden waar mogelijk hulp aan. Ze weten vaak wie het financieel moeilijker heeft en zetten een systeem met sociaal tarief op. Deze zorgcultuur versterkt de veerkracht in een dorp. Het valt op dat lokale experimenten zoals meerijbankjes en particulier autodelen gemakkelijker omarmd worden in dorpen waar er een zorgcultuur aanwezig is. Zelfs in dorpen waar voorzieningen zijn verdwenen maar waar dorpsgenoten elkaar goed kennen door verenigingen en buurtfeesten zien we zo’n
zorgcultuur. Verenigingen die ondersteuning en ruimte krijgen om activiteiten te organiseren, versterken een dorp dus in veel opzichten.
Informeel en formeel, hand in hand Het informele karakter, dat eigen aan het middenveld, is een kracht en een waardevolle aanvulling op georganiseerde initiatieven vanuit de gemeente. Neem bijvoorbeeld de Mobitwincentrale
(voorheen de “mindermobielencentrale”). Deze dienst, georganiseerd vanuit de gemeente, organiseert vervoer voor mensen met een beperkte mobiliteit die niet altijd kunnen of willen rekenen op hun sociaal netwerk. Zo’n initiatief biedt minder
mobiele mensen extra kansen om mobiel te blijven en vult de informele hulp van hun sociaal netwerk goed aan. Mensen met een beperkte mobiliteit geven
vaak aan dat beide vormen van ondersteuning essentieel zijn voor hun mobiliteit: zowel formele initiatieven zoals Mobitwin en Nestor, als de informele hulp van buren, vrienden en familie. Verenigingen kunnen deze georganiseerde diensten daarbij versterken. Ze kunnen hun vrijwilligers inzetten om de diensten als chauffeur te ondersteunen en deze initiatieven bekend te maken bij hun leden en de bredere gemeenschap. Daardoor fungeren verenigingen en hun vrijwilligers
als een belangrijke schakel tussen het formele aanbod en de informele netwerken.
Mensen een plaats aanbieden
waar ze zich thuis voelen, hen het
gevoel geven dat ze ergens bij
horen en een gemeenschapsgevoel
promoten, het behoort tot de kern
van hun missie.
Verenigingen bereiken lang niet iedereen
Daar waar verenigingen de brug zijn tussen lokaal bestuur en burgers, is het belangrijk om te beseffen dat niet iedereen lid is van lokale verenigingen. Vrijetijdsverenigingen en jeugdbewegingen in landelijke gemeenten bereiken vooral meer traditionele, sociaal-economisch stabiele groepen. Als we erkennen dat verenigingen een belangrijke factor zijn om mensen in mobiliteitsarmoede
kansen te geven, moeten we ook beseffen dat veel mensen in mobiliteitsarmoede de weg niet vinden naar die verenigingen. Initiatieven die tussenkomen bij het
inschrijvingsgeld van activiteiten zoals de Uitpas, Rap Op Stap, Iedereen verdient vakantie en Enchanté zijn belangrijk om die kloof te verkleinen.
Naast financiële belemmeringen zijn er natuurlijk nog heel wat andere factoren die ervoor zorgen dat verenigingen niet iedereen bereiken.
Inzetten op lokaal verenigingsleven,
kan een opportuniteit zijn om niet
alleen te werken aan een leefbaar
dorp maar ook aan duurzame
mobiliteit.
Een toekomst voor mobiliteit en ontmoeting
Als uitdagingen op tijd gezien én goed opgevolgd worden, zijn het kansen. Inzetten op lokaal verenigingsleven, kan een opportuniteit zijn om niet alleen te werken aan een leefbaar dorp maar ook aan duurzame mobiliteit. De strategieën om naar duurzame mobiliteit te streven, houden te weinig rekening houden te weinig rekening met mensen en te vaak met asfalt.
Dit artikel is een warme oproep om de mensen in het dorp centraal te stellen en specifiek het verenigingsleven in het dorp te versterken. De “fout” uit het verleden waarbij handel in dorpskernen verdween en baanwinkels floreerden, willen we niet opnieuw maken. Zet daarom in op het behoud en versterken van lokale gemeenschappen en verenigingen. De mobiliteit in en naar de gemeente zal verbeteren.