Deze "goede praktijk" maakt deel uit van onze publicatie "Notenkraker #1".
In de stad Diksmuide staan sinds juni 2024 Mee-Rij-Bankjes in de dorpskernen van de deelgemeenten Oostkerke en Lampernisse en in het stadscentrum. Het zijn zitbanken die duidelijk maken dat degene die plaatsneemt, wil meerijden met een passant. De bankjes zijn een primeur in Vlaanderen en – met uitzondering van de Oostkantons (regio Eupen) – in België. Het idee komt overgewaaid uit Duitsland, waar je regelmatig gelijkaardige initiatieven ziet.
Waarom
Het mobiliteitsaanbod is op het platteland een stuk beperkter dan in een stedelijke context. Veel Diksmuidenaren kiezen daardoor voor de auto en rijden meestal alleen rond. Waarom alleen rijden, of met de eigen auto op pad gaan, als we ook samen kunnen rijden? Waar bij liften soms wat schroom is, zorgt het georganiseerde karakter van het liftsysteem ervoor dat de drempel voor zowel de reiziger als chauffeur kleiner is. De dorpsgemeenschappen dragen dit systeem, promoten het gebruik en houden het in stand. Hoewel het sociaal weefsel in kleinere dorpsgemeenschappen als Oostkerke en Lampernisse – waar iedereen elkaar kent – meestal vrij sterk is, nodigen de Mee-Rij- Bankjes uit om nog meer sociale contacten te leggen.
Hoe
Het principe achter de Mee-Rij-Bankjes is eenvoudig. Wie op een van de bankjes gaat zitten, maakt duidelijk dat hij of zij naar het stadscentrum of naar Oostkerke/Lampernisse reist. Een chauffeur of dorpsgenoot kan de bankzitter dan een (gratis) lift aanbieden. Waar de duim opsteken het universele liftgebaar is,
is het binnen dit systeem het bankje zelf dat de liftvraag verduidelijkt. Wie plaatsneemt op het bankje wordt ook gewezen op enkele ‘spelregels’ om het systeem veilig en fair te houden. Zo is het systeem volledig vrijblijvend en vrijwillig, zijn de ritten gratis en bedoeld als vriendschapsdienst.
Kinderen jonger dan 14 jaar mogen enkel met een meerderjarige begeleider reizen, jongeren tussen 14 en 18 reizen met toestemming van hun ouders. Het Mee-Rij-Systeem kon rekenen op 2.900 euro (50%) steun van het Europees plattelandsfonds.