De duurzame bedrijfswagen bestaat niet
Vorig jaar waren er 7,4 procent meer bedrijfswagens ingeschreven. Steeds meer werknemers ‘krijgen’ een salariswagen van hun werkgever. Dat is nu eenmaal goedkoper dan meer loon geven. Dat de belastingbetaler, ook de sukkelaar zonder bedrijfswagen, meebetaalt, zal die werkgever worst wezen. Werkgevers en werknemers kijken een gegeven auto niet in de bek. ‘Als we de salariswagen wegnemen, dan kopen die werknemers toch een auto, die zelfs vervuilender is’, poneren lobbyisten, die de bedrijfswagen afschilderen als opstapje naar duurzame mobiliteit. Dat bewijst meteen dat een salariswagen niets met mobiliteit te maken heeft: wie een auto nodig heeft, koopt die toch.
De beperkte impact van recente maatregelen als cash for car en het mobiliteitsbudget, waarbij de werknemer een deel van het voordeel afgeeft voor centen of meer duurzame vervoermiddelen, getuigen hetzelfde: it’s all about the money. De enige bestaansreden van de bedrijfswagen is het fiscale voordeel. Dat instrument komt met een kostprijs. Volgens een studie van de Europese Commissie uit 2017, loopt de Belgische staat twee miljard euro aan inkomensbelasting [ook andere studies komen tot een gelijkaardig bedrag] mis. Bovendien zijn er indirecte kosten (milieu, gezondheid, file …), die afhankelijk van bron en berekeningswijze nog eens één tot twee miljard bedragen.
Ook al heeft de bedrijfswagen niets met mobiliteit te maken, toch is hij een deel van het mobiliteitsprobleem. De bestuurders van bedrijfswagens rijden meer kilometers per jaar dan wie zelf een auto bezit. Verschillende studies toonden dat aan, hoewel de cijfers verschillen: van 6.000 tot 14.000 kilometer per jaar. Als je weet dat er meer dan 500.000 bedrijfswagens zijn, spreken we al snel over een paar miljard kilometer.
Bij bedrijven die een salariswagen aanbieden, neemt de auto een groter aandeel in de modal split (de verdeling van de verplaatsingen over de verschillende vervoerswijzen) in dan de andere vervoersmiddelen. Voor die split heeft de nieuwe Vlaamse regering ambitieuze doelstellingen opgelegd: 40 procent duurzame vervoermiddelen in heel Vlaanderen. Salariswagens uitdelen druist daar lijnrecht tegenin.
Een andere vaststelling is dat bedrijven die een bedrijfswagen aanbieden, vaak slechter gelegen zijn of minder bereikbaar met het openbaar vervoer zijn. [Afgelegen wil zeggen meer kilometers tussen thuis en werk. In België is de gemiddelde woon-werkverplaatsing zo’n 20% langer dan in het om het even welk buurland. Die afgelegen ligging garandeert wel voldoende ruimte om elk van die salariswagens (gratis!) parkeerruimte te geven en dus het gebruik ervan nog te versterken.]
Door een salariswagen aan te bieden, maak je een rationele aanpak van het mobiliteitsbeleid minder urgent. De prominente aanwezigheid van de auto in de modal split en de meer afgelegen ligging van de bedrijven resulteren in het ene ding waar Vlaanderen jaar na jaar in uitblinkt: file.
Als ik over duurzaamheid spreek, denk ik niet alleen aan het milieu, maar ook aan de mens. Zelfs al kiezen we voor 100 procent elektrische bedrijfswagens, dan nog heb je perverse sociale effecten. Meer dan de helft van de bedrijfswagens zit nog steeds bij de 10 procent hoogste inkomens. Dit weekend naar je buitenverblijf aan zee of in de Ardennen? Doe maar, maar niet op kosten van de maatschappij. De salariswagen wordt wel ‘democratischer’ – steeds meer arbeiders krijgen er een. Straks wordt de bedrijfswagen slachtoffer van zijn succes. De keuze is aan de volgende federale regering: ofwel de bedrijfswagens afschaffen, ofwel België failliet verklaren.
MIGUEL VERTRIEST, Mobiliteitsexpert bij Netwerk Duurzame Mobiliteit
Dit opiniestuk verscheen in De Standaard van 10 januari 2020. In deze webversie staan wat extra links.